Op ruim water, zonder dat er iemand zoveel mogelijk stuurboordwal aanhoudt, gelden de voorrangsregels:
1. Schepen groter dan 20 meter (dit is bijna altijd beroepsvaart);
2. Zeilschepen kleiner dan 20 meter;
3. Spierkracht voortbewogen schepen kleiner dan 20 meter (bv. kano’s, waterfietsen);
4. Motorschepen kleiner dan 20 meter.
Kleine motorschepen moeten dus voorrang verlenen aan spierkracht aangedreven schepen en zeilschepen. Met andere woorden: zeil gaat voor spier, spier gaat voor motor.
Als twee kleine motorschepen elkaar tegenkomen, dan moet degene die van bakboord (links) komt, voorrang verlenen aan degene die van stuurboord (rechts) komt.
Als je uitwijkt, passeer het schip dan aan de achterkant. Zou hou je het veilig als je de afstand/snelheid iets te rooskleurig inschat.
Kom je elkaar tegemoet, wijken beide motorschepen uit naar stuurboord. Het maakt daarbij niet uit of de motorschepen 3 meter lang zijn of 19,95 meter.
Boven alles geldt uiteraard: Goed zeemanschap! Dit betekent dat je ALTIJD een aanvaring moet proberen te voorkomen, ook al moet de ander voorrang verlenen aan jou.
Weet jij wie voorrang moet verlenen aan wie?
Situatie A:
Motorschip Job komt zeilschip Ina en kanovaarders Jut en Jul tegen. Het zijn allemaal kleine schepen. Wie mag eerst, wie mag daarna en wie mag als laatst doorvaren?
Situatie B:
Job, Ann en Tim zijn allemaal kleine motorschepen. Wie mag eerst, wie mag daarna en wie mag als laatst doorvaren?
Wil je meer weten over voorrangsregels, klik dan hier.
Met dank aan Margreet Cromjongh, eigenaar www.vaarbewijsexpert.nl