Nog een bemoedigend klopje tegen de romp. Op de steiger kijk ik nog een keer om. Het is nat en glad. Het hout van de steiger wordt in de druilerigheid van de winter nauwelijks meer droog. De dampigheid van de natte mist boven de Biesbosch, slaat om me heen. Het eind van de haven is maar nauwelijks te onderscheiden. Het is stil op de haven. Alleen de campers bij de entree en een paar overwinteraars bij het begin van de hoofdsteiger zijn er nog.
Ik vind het maar niks, zo eenzaam en alleen in die koude nattigheid. Ik heb met haar te doen. Ik klop haar op de schouder. Tot volgende week maar weer.
Het is een soort mantelzorg; ieder week even langs gaan. Kijken of alles goed gaat. Temperatuur opnemen en vooral dat ‘bemoedigende’ klopje op haar dekkleed; zeg maar haar mantel.
Jaren trokken we voor maanden bij de boot de “stekker” eruit. Sprongen we over de zeereling de steiger op. Nog een blik achterom voor we met de taxi achter de horizon verdwenen. Maanden lieten we haar achter. Warmpjes in de tropenzon, loom schommelend in het azuurblauwe water. Wachtend op een nieuwe jaar. Wachtend op onze terugkeer, beladen met tassen vol reservespul.
Hoe anders is het “overwinteren” in onze eigen wateren. Na maanden vol activiteit, valt er ineens een gat. Geen tochten meer in het verschiet, hooguit wat onderhoud, dat is alles. Geen plannen meer, hooguit voor maanden verderop.
Een voordeel heb ik wel. In nauwelijks een kwartier sta ik al van de voordeur thuis, op de steiger bij onze dame. Nauwelijks een uurtje – uit en thuis – op de zondagmiddag, kort na de lunch.
Toch is het wonderlijk, in de eerste jaren van ons zeilzame leven lag de toenmalige dame op afstand, vaak wel een uurtje enkele reis. Eens in de maand kwamen we eens kijken. Even snuiven in de boot, even dat aroma van verschraalde diesel, vochtige kussens en die specifieke geur van rietoevers op een mistige dag. Wel apart dat ik dat gevoel van eenzaamheid, van mededogen, van overmatige verantwoordelijkheidsgevoel toen niet had. Dat ik het rustig over mijn hart kon krijgen om weken niet naar haar om te kijken.
Misschien ben ik het zelf wel die last heeft van die eenzaamheid. Dat gevoel van behoefte aan haar gezelschap. Van samen er weer op uit trekken.
Nog een paar maandjes. Dan kunnen we er weer op stap.
Diederique