Er zijn van die dagen; geweldig.
Soms heb je dat, zo vroeg in het voorjaar. Een lekker zonnetje schijnt me in het gezicht als ik de steiger afloop naar de boot. Kwetterend spurten twee mannetjes zich naast me op een vrouwtje. Gelukkig zijn het maar eenden. Ze bijt stevig van zich af; zo doen we dat als je er nog niet van bent gediend.
Volgens mij zie ik zelfs de eerste groen puntjes riet al boven de waterspiegel uitkomen. Rond deze tijd kijk ik thuis de bloesem de takken uit.
Een weldadige warmte straalt me tegemoet zodra ik de wintertent open rits. De voorjaarszon heeft het blauwe doek al stevig opgewarmd. 25 graden meet ik in de kuip. Het wordt weer leuk om aan de boot te werken op die manier. Ik moet me gewoon bedwingen om de motor niet even te starten. Je zou bijna alvast gaan varen met deze behagelijke temperatuur.
Onder het motorluik is het wat minder heftig. Na een minuut of 10 –even de vochtvreters afgieten- ben ik tenminste naast dat massief blok metaal aardig afgekoeld. 7 graden, voorlopig sta ik weer even met mijn koude voetjes op de vloer. Wat wil je twee weken geleden lag er nog ijs.
Op mijn knieën kruip ik door het gangboord een rondje “schavielcontrole” onder de wintertent; het lukt net om tussen kajuit, tent en verschansing mijn lijf vooruit te werken. Halverwege mijn reis van boord naar boord daalt het kwik alweer stevig. Het staal is aan de kant die niet door de zon verwarmd wordt nog onaangenaam koud. Tijd om, figuurlijk, om te draaien. Terug naar de weldadige warmte aan de stuurboord kant.

De klus gedaan rits ik ons zomerpaleis weer dicht. De weg terug over de steiger loopt in tegen de schrale wind.
Het prille voorjaar, soms pak je een zomerse dag en gaan de vaar”hormonen” tintelen, maar voor je het weet zet de kille oostenwind je weer terug op je plek en is de zomer nog weken ver weg.
Diederique
Mogelijk interessante artikelen
Meer berichten in deze rubriek
